"Ik had mezelf voorgenomen om puur te zijn. Ik draai vaak om God heen. Zeker bij jongeren. Dan wil ik graag cool gevonden worden..."
Terwijl hij komt aanfietsen, rennen twee jongens op hem af. Ze begroeten hem enthousiast en nemen hem mee naar binnen. Binnen in de blauwwitte tent, waar een tafeltennistoernooi is. Een week lang organiseren we allerlei activiteiten. Ik zit buiten en zie hem aan komen fietsen. Ik grijns, het is duidelijk een populaire jongen.
Gesprek
Nog geen twee minuten later staat hij weer buiten. Hij kijkt verveeld om zich heen. “Speel je niet mee?” vraag ik. “Nee, geen zin. Waarom zit jij buiten dan?” Ik grijns weer. Ik houd wel van jongeren die niet bang zijn voor een wildvreemde. Ik vertel hem dat ik de avondsluiting aan het voorbereiden ben. “Wat is dat?!” “Een dagsluiting. Dan doen we iets leuks over een onderwerp. En meestal wordt er nog uit de Bijbel gelezen.” Hij pakt een stoel en komt naast me zitten. “Geloof jij in de Bijbel dan?” “Ik geloof vooral in God. Jij?”
Puur en cool zijn…
Aan het begin van de week had ik mezelf voorgenomen om puur te zijn. Ik draai vaak om God heen. Zeker bij jongeren. Dan wil ik graag cool gevonden worden. Nu ook. Zo’n populaire jongen is eigenlijk eng. Toch zeg ik het: ik geloof in God.
Het tegenovergestelde
“Ik geloof dus echt niet in God. Ik ben echt niet gelovig. Eerder het tegenovergestelde!” Hij is hiervan oprecht overtuigd. ”Wat is dat tegenovergestelde dan?” Daar heeft hij geen antwoord op. Maar wat hij wel weet is dat hij niet in God gelooft. Blijkbaar heeft deze jongen een beeld van God, een beeld van gelovigen. Hij weet namelijk niet wat hij wel is, maar hij weet met alle zekerheid dat hij géén gelovige is!
"Voor dit gesprek heb ik weinig gedaan..."
Als er een God is…
Wat volgt is een gesprek over zijn geloof. Het mooiste gesprek van de week. Niet omdat ik vertel, maar omdat hij vertelt. De familie van zijn moeder is christelijk, maar heeft veel ruzie veroorzaakt. Hij gelooft niet dat een god iets goeds kan betekenen. Als ik hem vraag hoe een goede god er uit zou zien, schetst hij de God die wij kennen. “Als god alles gemaakt heeft, zal hij toch ook wel van ons houden? En als je gelooft in die god, moet je ook van anderen houden.” “Ik ben het met je eens. Denk je dat er zo’n God is?” “Als er een God is, moet hij zo zijn.” “Heb jij even geluk!” zeg ik lachend.
Onthouden
Voor dit gesprek heb ik weinig gedaan. Ik heb gevraagd, in plaats van gepraat. En hoe populair hij ook was, hij heeft mij niet afgekeurd. Hij wilde eerlijkheid en een wederzijds gesprek. Dat moet ik onthouden.
Terwijl de jongen een sigaret opsteekt, sluit ik mijn ogen en geniet ik van het zonlicht. “Dan is God best oké.” klinkt er.