Ik vertel hem in mijn gebroken Portugees dat God van hem houdt en vraag of ik voor hem mag bidden.
Hier in Portugal woont José. José (Jozef in het Portugees) is een oude man met zeer lange, donkergrijze haren en een nog langere donkergrijze baard. Zijn gezicht is verweerd door de zon en zijn ogen zijn glazig.
Hij draagt een gerafelde blauwe jas waarvan de gaten, jawel, met oude mondkapjes weer terug aan elkaar vast zijn geknoopt. Mijn zoontje en ik noemen José: ‘de Wandelaar’.
Iedere dag wandelt hij vanaf mijn dorp naar de supermarkt en weer terug. Een wandeling van meer dan twee uur.
Een poging tot kennismaking
Een paar maanden geleden sprak ik hem aan op de parkeerplaats bij de lokale supermarkt. Ik stelde hem wat vragen over zijn dagelijkse wandelingen. Jonah, mijn zoontje, zat in de auto te wachten en keek toe. José vertelde ontzettend veel en ontzettend zacht…
Eerlijk, ik verstond er weinig van. Mijn Portugees is maar op A2-niveau, en met dit volume bakte ik er weinig van… Wat ik wél begreep, was dat dit een rustige, vriendelijke en alleenstaande oude man was.
Waar is José gebleven?
Gisteren vroeg mijn 5-jarige zoontje mij plotseling: “Waar is José eigenlijk?” Nou, inderdaad! Ik had hem al een paar dagen niet meer zien wandelen. Zou hem iets zijn overkomen?
Vandaag is Jonah op school en werk ik vanuit huis. Na een lange zit krijg ik hoofdpijn en besluit ik om even mijn benen te strekken. Koptelefoon op en wandelen maar. Ik loop de poort uit en… drie keer raden wie ik zie lopen?
Ik ben blij dat hij blijkbaar niet in het ziekenhuis ligt, maar ik merk dat ik vandaag weinig zin heb om mijn licht te laten schijnen. Het komt eigenlijk niet uit. Ik heb nog veel werk te doen en wilde gewoon even tien minuten frisse lucht happen en weer doorgaan.
Een innerlijke strijd
Toevallig vertelt mijn koptelefoon me net dat God almachtig is, mijn levensadem is, El Shaddai, voor altijd bij mij… Tja. Ik besluit toch maar in zijn richting te lopen. God zal me wel leiden, besluit ik.
Tijdens mijn laatste paar stappen richting José concentreer ik me nog even op de woorden van de muziek en laat ik los.
José vertelt met zijn zachte stem dat hij inderdaad een paar dagen thuis was om uit te rusten. Waarom precies, begrijp ik wederom niet. Ik vertel hem in mijn gebroken Portugees dat God van hem houdt en vraag of ik voor hem mag bidden. Dat mag wel, zegt hij, maar hij heeft zelf niet veel met het geloof.
Tijd, mijn kostbaarste bezit
Ik denk eraan dat tijd (vooral als Nederlander hier) mijn kostbaarste bezit is, en ik word erbij bepaald dat ik wat van mijn tijd aan hem moet schenken. Zo kan ik Gods liefde voor hem zichtbaar maken. “Zal ik je voor vandaag een lift geven naar de supermarkt?” vraag ik. José stemt dankbaar in.
Terwijl hij langzaam in de auto stapt, zie ik dat zijn enkel enorm gezwollen is. Hij heeft er een stuk gescheurde stof overheen geplakt als pleister. Volgens José valt het allemaal wel mee.
Eenmaal aangekomen wil José mij graag trakteren op een kop koffie. “Oh, lief wel… maar dan duurt het nóg langer,” hoor ik mezelf denken. God herinnert me eraan dat liefde geven tijd kost.
Ik stem in en vind mezelf aan een tafeltje met een mysterieuze man die ik nauwelijks versta. Met zijn (in totaal) twee tanden eet hij zijn croissant langzamer op dan jij je nu voorstelt. Ik herinner mezelf eraan dat mijn middag vandaag voor José is en maak het gezellig. Zo goed als het gaat, concentreer ik me op zijn verhalen en stel ik af en toe een vraag.
Gods genade in een kop koffie
Als ik uiteindelijk voor hem betaal, vindt hij dit moeilijk te accepteren. Stuntelend zeg ik hem met een grote glimlach: “Dit is Gods genade voor jou, José. Hij houdt van jou en Hij wil met je meewandelen, elke dag!”
Ik breng hem nog even naar zijn volgende adres en bid dat God iets van wat ik gezegd of gedaan heb, gebruikt voor Zijn doel.
Drie keer licht geschenen
’s Avonds leg ik Jonah op bed en delen we met elkaar waar we dankbaar voor zijn. Ik vertel dat ik dankbaar ben voor mijn middag met José en leg hem uit hoe het allemaal gegaan is.
“Heb je echt koffie gedronken met José?” vraagt mijn zoontje met grote ogen.
“Echt!” zeg ik.
Jonah beseft zich dat José de Heer nog niet persoonlijk kent en dat ik heb geprobeerd hem over Jezus te vertellen.
“Wauw…” zegt Jonah.
Ik besef dankbaar dat ik vanmiddag niet alleen licht heb geschenen richting José en mezelf, maar ook richting mijn zoontje. Er is in hem ook een verlangen geplant om licht te schijnen.
Vind jij het ook moeilijk om tijd apart te zetten om Gods licht te schijnen? Hoe maak je hier toch tijd voor vrij?
Check ook de website van Lavina voor meer inspirerende verhalen!